voervaringsverhaal

Leerlingen vertellen dat je lesbisch, homo-, biseksueel of transgender bent. Voor veel lhbt-leraren is dat ingewikkeld. Toch zijn er veel goede redenen om het wel te doen. “De band met mijn leerlingen is nu nog hechter.”

Tekst: Richard Hassink – Beeld: Nina Maissouradze

“Ik val niet op vrouwen”

“Jongens, ik val niet op vrouwen maar op mannen”. Toen Sip Markink deze mededeling deed tijdens een les Nederlands in een 2-havo klas van het Berlage Lyceum in Amsterdam, viel er een oorverdovende stilte.

“Daarna volgde ongeloof”, zegt Markink, een half jaar na het voorval. “Leerlingen vertelden dat ze dachten dat alle homo’s van die dansende mannen in een leren string op een boot in de Amsterdamse grachten waren. En dat ik blijkbaar niet voldeed aan dat beeld.” Nadat de leerlingen van de schrik waren bekomen, kreeg Markink een spervuur van vragen. Heeft u een vriend? Wat vonden uw ouders ervan? Heeft u het weleens met een vrouw gedaan? Markink: “Ik besefte dat er werk aan de winkel was, en heb de rest van de les besteed aan het onderwerp seksuele diversiteit. Sowieso wilde ik graag dat eenzijdige beeld van homo’s bijstellen.”

 

”Wat Markink deed is iets wat een aanzienlijk deel van de lhbt-leraren in Nederland niet doet, zegt Rob Hommen, hoofdbestuurder van belangenbehartiger AOb Roze. “Toch is het heel belangrijk dat leraren blijven uitkomen voor hun seksuele geaardheid, omdat ze daarmee laten zien dat er zoiets als seksuele diversiteit bestaat. En dat ze daarmee de dialoog daarover op gang brengen.”

Beleidsmedewerker Marinus Schouten bij Stichting School & Veiligheid is het daar mee eens, maar legt vooral de nadruk op het team. “Als team geef je leiding aan de sociale veiligheid van de leerlingen. Daarom ben je als team een voorbeeld in hoe open je onder elkaar bent over je seksuele identiteit. En als leerlingen dan ook nog merken dat er op school een open klimaat heerst waarin iedereen elkaar steunt en homo-grapjes niet getolereerd worden, leren ze daar heel veel van. Komt een leraar in zo’n klimaat uit de kast, dan is dat geen incident maar hooguit heel interessant.”

Toch is dat brede draagvlak er op veel scholen niet. Toen leerkracht Duran Renkema in 2011 het bestuur van zijn werkgever, een gereformeerde basisschool in Oegstgeest, per e-mail om twee extra vakantiedagen vroeg omdat hij wat tijd nodig had om zijn leven op orde te brengen nadat hij even daarvoor uit de kast was gekomen, kreeg hij als antwoord dat hij niet meer terug hoefde te komen. Renkema vocht zijn ontslag aan en werd in het gelijk gesteld door de rechter. Zijn zaak kreeg veel publiciteit en leidde er zelfs toe dat de wet in 2014 werd aangepast waardoor scholen die gebaseerd zijn op een geloofsovertuiging, geen leraren meer mogen ontslaan of leerlingen mogen wegsturen vanwege het enkele feit dat ze homoseksueel zijn. Renkema zelf begon na zijn rechtszaak op een christelijke school in de Hoeksche Waard. Daar werd zijn homoseksualiteit door de school weliswaar geaccepteerd, maar door een klein deel van de ouders niet. “Steeds weer kregen die ouders een podium en telkens werd er begrip getoond voor hun grieven. Dat voelde voor mij niet goed.” Sinds augustus 2015 werkt hij op de Akkers, een openbare school in de Rotterdamse multiculturele wijk Vreewijk. “Hier heb ik de onvoorwaardelijke steun van de schoolleiding en mijn collega’s. Meteen al lieten ze merken dat ik bij de school hoor, en dat er geen ruimte was voor klachten van ouders over mijn homoseksualiteit.” Renkema begrijpt dat er situaties denkbaar zijn waarin lhbt-leraren hun seksuele identiteit liever voor zich houden. “Bijvoorbeeld als je een moeilijke klas hebt waarin je toch al worstelt om het overwicht te houden. Door uit te komen voor je seksuele geaardheid word je kwetsbaarder.” Ook denkt hij dat het op een middelbare school lastiger is om uit de kast te komen. “Je kunt daar met leerlingen minder snel een hechte band opbouwen, omdat je ze minder uur per week hebt. En die vertrouwensband is voor een comingout wel heel belangrijk.

Marit Wolferink, docent maatschappijleer op het Bonhoeffer College in Enschede, herkent dat. Toen zij in 2007 voor het eerst aan de slag ging in het voortgezet onderwijs, besloot zij het feit dat ze een relatie met een vrouw had te verzwijgen voor haar leerlingen. “Ik voelde me als beginnend docent best onzeker en had geen idee hoe leerlingen zouden reageren als ik het ze zou vertellen.” Uiteindelijk werd Wolferink voor het blok gezet door haar mentorklas die op internet een interview met haar had gevonden uit de tijd dat ze nog COC-voorlichter in haar studiestad Tilburg was. “Heel weifelend kwamen ze met vragen. Maar toen ik daarop heel open reageerde, kwam er een ontzettend leuk gesprek op gang.”

Sindsdien is het op haar school algemeen bekend dat ze lesbienne is. “Toch is het niet iets wat ik in mijn klassen meteen aan de grote klok hang. Maar als het ter sprake komt, ga ik het ook niet uit de weg.” Ze heeft gemerkt dat er nog een bijkomend voordeel is in de klassen waarin ze het onderwerp heeft besproken. “De band met leerlingen wordt hechter. Ze zien mij als een persoon die ze kunnen vertrouwen en komen eerder met hun eigen, persoonlijke verhalen.” Toch kan ze zich voorstellen dat sommige lhbt-leraren in het voortgezet onderwijs schroom voelen om uit de kast te komen. “Een leerling in de puberteit wil niet afwijken van de norm, en is daardoor minder tolerant. Ik heb wel vaker gemerkt dat leerlingen geen vragen over zo’n gevoelig onderwerp willen stellen, uit angst voor reacties van medeleerlingen.” Is het lastiger om op een school die gebaseerd is op een geloofsovertuiging uit de kast te komen? Renkema denkt van wel. “Het is intussen in religieuze kringen wel redelijk geaccepteerd om homo te zijn, maar zodra men ziet dat je het praktiseert, wordt het toch een ander verhaal.”

Schouten van School & Veiligheid geeft toe dat de drempel om uit de kast te komen op christelijke en islamitische scholen hoger kan zijn, maar of de schoolcultuur hiervoor open genoeg is, is niet afhankelijk van religieuze voorkeur. “Ik heb zelf ooit op een school met internationale schakelklassen gewerkt met heel veel culturele en religieuze diversiteit. Toch was er daar een open dialoog mogelijk met leerlingen. Mijn analyse was toen dat leerlingen zo gewend waren aan diversiteit dat ze openstonden voor mensen met een andere levenswijze en afwijkende opvattingen.”

In de tien jaar dat Marit Wolferink nu voor de klas staat, heeft ze geleerd om te gaan met ongenuanceerde reacties van leerlingen. “Het heeft geen zin als je dan meteen in de verdediging schiet. Ik probeer te achterhalen waarom de betreffende leerling zo denkt en reageer dan vanuit mijn eigen gevoelsleven. Daardoor durven leerlingen het niet zo snel af te keuren.” Hommen ziet een ontwikkeling bij de pabo’s die beginnende leraren daarin zouden kunnen ondersteunen. “In het curriculum komt steeds meer aandacht voor hoe je het gesprek met leerlingen over moeilijke onderwerpen moet aangaan.” Volgens de bestuurder van AOb Roze is dat ook hard nodig, omdat begin dit jaar uit Duo-onderzoek bleek dat één op de negen leraren gevoelige onderwerpen als homoseksualiteit mijdt.

Duran Renkema voelt zich op zijn school in Rotterdam als een vis in het water. “Het werkt zo lekker relaxed als je geen dingen van jezelf hoeft te verstoppen en als je volledig jezelf kunt zijn. Daarnaast wordt het contact met collega’s en met leerlingen veel beter.”

Dat heeft Sip Markink ook gemerkt toen hij uit de kast kwam. “Na die les kwam een leerlinge naar me toe en vertelde me dat ze al vier maanden heimelijk een relatie met een meisje had. Samen hebben we toen een plan bedacht om het in de klas te vertellen. Toen ze dat de les daarna deed, kreeg ze een daverend applaus. Leerlingen vonden het fantastisch en zij was natuurlijk heel blij. Ik had toen echt het gevoel dat mijn coming-out van de week ervoor het verschil had gemaakt.”

Dit artikel is met goedkeuring overgenomen van het Aob Onderwijsblad, 20 mei 2017.


Een veilige school, ook voor lhbti+ leerlingen.